‘Dit kind slaapt niet anders dan in de kinderwagen’, ‘Hij slaapt alleen met een muziekje, op advies van de slaapcoach’, ‘Wij willen graag, in het kader van duurzaamheid, overstappen op katoenen luiers’, ‘Wij willen ons kind veganistisch opvoeden’, of: ‘Mijn kind mag niet in de zandbak spelen want dan krijgen wij het zand niet uit zijn haren.’ Tja, waar blijf je dan met je visie? ‘Klant is koning’, maar tegen welke prijs? En is dat allemaal wel uitvoerbaar?
Als professionele organisatie met professionele medewerkers mag je toch verwachten dat ze weten wat ze doen en dat er goed nagedacht is over in het beleid. En dat zou dus ook betekenen dat je mag staan voor wat je doet en daar geen grote concessies in doet. Ieder kind is anders en ieder kind verdient persoonlijke aandacht en zorg. Maar het moet inpasbaar zijn in het groepsproces en niet haaks staan op het beleid.
Een ouder kiest voor kinderopvang. Dan kies je voor een groepsproces en niet voor een individuele aanpak. Met muziek slapen in de slaapkamer kan voor het ene kind fijn zijn maar uitermate storend zijn voor een ander kind. Hoe ver ga je daarin? We hebben op ieder kinderdagverblijf genoeg kinderen die vegetarisch zijn en ook veel vegetarische producten. Maar bij veganistisch ligt dat anders. Dan hoor ik vaak zeggen dat het niet past binnen de kinderopvang.
k ben het wel eens met medewerkers die zeggen dat juist dít zoveel extra werkdruk geeft. Alle kinderen met een andere aanpak, ander schema, andere voeding, slaapritmes etc. Sommige kinderen worden zelfs naar de opvang gebracht die nog niet gewend zijn aan flesvoeding en thuis alleen maar borstvoeding krijgen. ‘Kijk maar of het lukt, bij ons lukt het nog niet.’ Eigenlijk is dat alleen maar heel erg zielig voor het kind maar ook een overbelasting voor de pedagogisch medewerker die uren bezig is om het kind een paar slokjes melk uit een fles te laten drinken.
Ineens moet ik denken aan het restaurant waar ik gisteren was met mijn dochter. Na een flinke boswandeling in de regen gingen wij, naast het bezoekerscentrum, lunchen in een leuk restaurantje. In een bomvol restaurant met een ‘explosie’ aan kinderen, konden wij nog net één tafeltje vinden naast een vader met 2 kinderen. Een baby en een kind van, ik schat, nog géén drie jaar. De bediening had het ongelooflijk druk met bestellingen opnemen, afrekenen en uitserveren. Ze liep naar de vader naast mij en bestelde 1 koffie en ‘wat wil jij drinken?’, vroeg hij aan zijn zoontje. Het kind draaide zich van verlegenheid om en dook half onder de tafel. ‘Weet je al wat je drinken wil?’ Dat ging, en ik overdrijf niet, ongeveer 5 minuten door. Het kind durfde niets te zeggen en de vader bleef maar vragen en via het kind met de medewerker communiceren. Die werd enigszins rood en keek ongemakkelijk naar mij. Ik wilde haar met liefde redden door aan de vader te zeggen dat zijn zoontje misschien nog niet zover was om zelf het antwoord te geven aan een wildvreemde en hem erop te wijzen dat de medewerker het nogal druk had… Mijn dochter voelde de bui al hangen en haar blik was duidelijk: ‘Mam, bemoei je je er niet mee’. Over werkdruk gesproken!
‘Ik denk dat ouders veel meer hebben aan krachtige medewerkers die nog altijd heel klantgericht kunnen zijn, maar wel duidelijkheid aan ouders geven’
Ik denk dat ouders uiteindelijk veel meer hebben aan krachtige medewerkers die nog altijd heel klantgericht kunnen zijn, maar wel duidelijkheid aan ouders geven. ‘Naar bed is naar bed en daar kunnen we geen half uur over doen.’ Of: ‘Wij vinden dat kinderen in de zandbak moeten kunnen spelen omdat ze zich op die manier ontwikkelen, dus we kunnen uw kind niet bij de zandbak weghalen’. Meedenken kan altijd, dat is ook fijn voor ouders. ‘Zullen we uw kind een sjaaltje om het hoofd doen?’ Of geruststellen met: ‘We stellen uw kind natuurlijk gerust wanneer het zich in bed niet fijn voelt’.
Maar we werken in een groep, we houden rekening met het individuele kind maar met 12, 16 of meer kinderen, is een ‘individueel programma’ niet te organiseren.
Ouders moeten dat ook van tevoren weten. Bij de intake moet al duidelijk zijn dat kinderen klaar moeten zijn om naar de kinderopvang te gaan. Ze moeten al uit een fles kunnen drinken en moeten kunnen slapen in een bedje en niet alleen op schoot of in een buggy.
Maar het vraagt ook iets van pedagogisch medewerkers. Deze moeten ook staan voor de visie en tegen ouders ‘nee’ kunnen zeggen wanneer iets écht niet rijmt met de werkwijze of wanneer het niet past met hoe wij met kinderen omgaan.
‘Als hij niet luistert dan mag je hem van mij een tik op zijn billen geven hoor.’ Ondertussen is wel duidelijk dat we dát vooral niet doen!
Oh, en nog even terugkomend op het kind in het restaurant, de medewerker is even weggegaan en later teruggekomen. ‘Zeg het maar tegen die mevrouw!’ Uiteindelijk vroeg de vader zelf maar of hij een chocomelk mocht, met twee koekjes!